Spreken is zilver, luisteren is goud

balance business cobblestone conceptual
Photo by Pixabay on Pexels.com

Nog steeds denk ik dat ik niet geschikt ben voor de medezeggenschapsraad (MR). Overal waar ‘raad’ voor, in of achter staat, is aan mij niet besteed. Die gedachte wordt nog eens dubbel onderstreept, met vet, cursief lettertype en in kapitalen weergegeven als ik op een zonnige dag in de lente in gesprek raak met een vrouw die dezelfde leeftijd heeft als ik. We blijken nog meer overeenkomsten te hebben.

Ze heet Jeanne. We praten over onze kinderen, ons werk en dagelijkse bezigheden. Het grappige is: als zij vertelt over hoe zij het liefst communiceert in een groep, is het net of ik mijzelf hoor praten. Ze schopt door haar no nonsens-benadering en resultaatgerichtheid onbewust tegen schenen aan. Niet keihard, maar wel voelbaar. Prikt bij wollige uiteenzettingen dwars door het verhaal heen en geeft daar ook woorden aan. Vrij rechtstreeks. Nu lijkt mij dat een uitstekende eigenschap als je als ouder in de MR zit zoals zij. Positief kritisch. Analyserend. Doorziend. Een MR kan hier zijn voordeel mee doen. Houd je antwoord op de volgende vraag in gedachten bij het verder lezen: denk jij dat mensen in een bestuurdersrol dankbaar gebruik maken van deze eigenschappen?

Laat je stem horen

Het recht om mee te beslissen, noem je medezeggenschap. Om dat te kunnen, heb je voldoende informatie en tijd nodig. Als je mee wilt beslissen, dan doe je dat zorgvuldig, onderbouwd en goed doordacht. Je weegt alle voors- en tegens tegen elkaar af. Je doet dat deels met je verstand. De uiteindelijke beslissing neem je ook met je hart. Je waakt ervoor dat het één niet doorslaat en het ander achterblijft. Dit is de ideale situatie, niet? De praktijk laat alleen iets anders zien.

Meepraten als ouder zijnde over het schoolbeleid in een MR, is relevant. Het is dé gelegenheid waar je moet zijn als je interactie wilt. Bewondering heb ik voor mensen die zitting nemen in de MR van school. Ik geef ronduit toe dat uitnodigingen om deel te nemen aan de MR bij mij rechtstreeks in de prullenbak verdwenen. Ik voelde geen passie bij dit onderwerp. Had geen noemenswaardige kritiek op de school en voelde mede daardoor geen urgentie. Ik had denk ik in mijn ogen te weinig tijd. Misschien moet ‘er voor over’ nog achter de vorige zin. Toen ik wel kritiek had op een school, was ik vooral bezig met (niet) passend onderwijs in relatie tot mijn eigen kind. Ik vermoed dat ik – alles bij elkaar genomen – niet geschikt ben voor een MR. Reeksen excuses om het vooral maar niet te doen.

Gekooide onbevangenheid

Ik ben niet altijd even goed in strategisch handelen. Strategieën bedenken geeft weinig problemen. Alleen dusdanig opereren in een gesprek vind ik soms ingewikkeld. Ik ben zo iemand die graag in een omgeving verkeert waarin je vrij kunt zijn te zeggen wat je vindt, zolang je het maar respectvol doet. En dat ze je daarna nog steeds een leuke meid vinden. Gewoon open praten, uitgaan van elkaars beste intenties. Geen blad voor de mond nemend. Geen tijd verspillen aan tactisch praten om je doel te bereiken. Het contact is in mijn ogen dan puur en zoveel simpeler.

Jeanne vertelt over haar ervaringen als MR-lid in de rol van ouder op de school van haar dochter. Het blijkt dat de bestuurder van de school vaak te laat documenten stuurt die besproken worden in de vergadering, en sommige verplichte documenten helemaal niet aanbiedt. Over belangrijke onderwerpen krijg je amper een dag van tevoren de informatie gemaild. Als je werkt, heb je niet direct tijd om alles door te lezen. Zo zit je regelmatig met een informatieachterstand in de MR-vergadering. Dus wat kun je dan nog zeggen, behalve aangeven dat de informatie te laat of niet binnenkomt? Of je zegt er iets over, waarna de bestuurder – wel goed geïnformeerd –  zijn visie aannemelijk maakt, waardoor jij onbetrouwbaar overkomt. Frustrerend. Over adviesrecht kun je kort zijn. Wat je advies ook is, de bestuurder kan het naast zich neerleggen. Daar valt niet over te discussiëren, dat is wat een adviesfunctie inhoudt.

Verdeel en heers?

Het instemmingsrecht is een ander verhaal. Een MR-lid kan dan haar recht op medezeggenschap echt laten gelden. Is dat ook echt zo? De samenstelling van deze MR ziet er als volgt uit:

  • 50% personeelsleden (krijgen er uren voor, over het algemeen meer dan ze ervoor nodig hebben)
  • 25% ouders (krijgen er geen geld voor, besteden er soms wel veel tijd aan)
  • 25% leerlingen (hebben vaak te weinig kennis en overtuigingskracht om een rol van betekenis te kunnen spelen)

Een opvallende verdeelsleutel, als je kijkt naar gelijkwaardigheid. Het personeel heeft verhoudingsgewijs de meeste macht en vermoedelijk andere belangen dan ouders en leerlingen. Het roept bij mij een gevoel op: je mag meepraten, maar daar houdt het dan ook wel op. Zaken die vallen onder instemmingsrecht ondervinden in dit model weinig weerstand, als die wordt gegeven door ouders. Een andere ouder in Jeanne’s MR werkt zelf in de onderwijswereld, wat niet verboden is, maar wel aangeeft hoe ‘neutraal’ deze setting is. Het is een beetje hetzelfde als een schoolbestuurder die een managementfunctie vervult in een samenwerkingsverband passend onderwijs waar dezelfde school onder valt. Voor mij blijven het constructies waar ik me over verwonder. Understatement.

Raad zonder daad

Jeanne vervolgt haar verhaal. Het blijkt dat als ze kritische vragen stelt in de MR, ze vaak afwerende reacties krijgt. Enkele voorbeelden: “Als je die dingen zegt, dan snap je niet hoe het werkt. Laat me je uitleggen hoe complex het is.” Of: “Nee, dat is geen taak voor de MR. Dat is niet iets waar ouders over mee zouden moeten denken, dat is aan de school.” En als alleen een minderheid van de MR iets wil, dan wil “de MR” als geheel het niet, dus gaat het niet door. Als er intensief is gewerkt aan het formuleren van doelstellingen en het is zeer concreet, dan schuift de bestuurder ze doodleuk naar het volgende schooljaar (en dan is het maar afwachten of het er dan wel van komt). Er lijkt gewerkt te worden volgens een harmoniemodel. Alsof het doel is elkaar tevreden te houden. Terwijl het onderzoeken van mogelijkheden die leiden tot kleinere klassensamenstelling een hogere urgentie oproept. Jeanne ervaart dat de meeste deelnemers de uitleg aanvaarden dat er gewoon geen geld  voor is. “Je stopt er heel veel energie in, je wilt iets betekenen voor de kinderen. Maar wat bereik je ermee? Je kunt hoogstens wat speldenprikken uitdelen.” Onderwerpen die worden besproken gaan over abstracte plannen en financiële overzichten. Je krijgt dan een spreadsheet met cijfers en hebt vervolgens geen referentiekader. Je mag dus zelf uitzoeken waar de speelruimte zit. Bij beleidskeuzes wordt geen onderbouwing of verklaring gegeven, om over het vermelden van alternatieven maar te zwijgen.”

Jeanne houdt vol. Op mijn vraag wat haar nog motiveert hier mee door te gaan, zegt ze: “Alleen zo kan ik invloed uitoefenen en meedenken. Al is het gemarginaliseerd.” Wettelijk gezien is er sprake van recht van medezeggenschap. Je hebt mede wat te zeggen. Alleen zijn de verhoudingen ongelijkwaardig. Wat is je recht dan nog waard? Wat voor een boodschap zendt iemand uit als hij zegt: “Als je zo denkt, dan…” Het komt op mij over als vechten tegen de bierkaai. Zijn er scholen die wel echt waarde hechten aan een MR? Die de leden serieus nemen en de medezeggenschap op waarde weten te schatten? Die de vrijheid van ‘medeluisteren’ nemen in plaats van lijdzaam de inbreng van de medezeggenschap ondergaan. En stil protest voeren in de vorm van niet tijdige of onvolledige informatievoorziening. Het mooie van de medezeggenschap is dat mensen zoals Jeanne oprecht willen meedenken ten gunste van de leerling op school. Die beleidsbeslissingen kunnen zien in dat daglicht en dat bewaken. En daar een kritische opmerking over durven te uiten. Je kunt daar in mijn beleving op twee manieren mee omgaan als bestuurder: je luistert en doet er je voordeel mee. Of je drukt op voorhand de deur dicht en probeert keihard zingend met vingers in de oren de stem aan de andere kant van de deur te overschreeuwen. Medezeggenschap is prima, maar achter gesloten deuren.

Altruïsme

Zijn er medezeggenschapsraden op scholen waarbij ouders en leerlingen wél een constructief gevoel hebben bij de samenwerking met het schoolbestuur? Waar deelnemende leerlingen ook echt meetellen en de ouders ook? Daar waar je het echt sámen doet, zodat er een situatie ontstaat waarbij je elkaar versterkt in plaats van afvalt? Dat persoonlijke ambities, geld, verschillende belangen, ontkenningen ‘ten gunste van’ het fundament onder het toch al wankele kaartenhuis laten bezwijken?

Hoe moeilijk is het, om je eigen belangen en ego opzij te zetten voor waar het om gaat? Namelijk de leerlingen faciliteren zodat zij optimaal in staat worden gesteld om straks te functioneren in de maatschappij? Hoe moeilijk is het dit goede voorbeeld te geven: sámenwerken in plaats van tegenwerken. Geef het goede voorbeeld. Wees congruent aan wat je zegt. Volgens Jeanne doet ‘haar’ school in grote lijnen wel wat ze belooft. Eigenlijk gaat het meer om de dingen die ze níet beloven, maar juist die zijn belangrijk. Of zelfs noodzakelijk. Neem nou het creëren van een kleinere klas voor leerlingen die in een grote groep van 30 het moeilijk vinden zich staande te houden. Hun leerproces wordt er door belemmerd.

Dromen

Waar het volgens mij om gaat, is de constructieve werking van het open staan voor elkaars zienswijze. Het echt luisteren naar elkaar daarmee ons voordeel doen. Elkaar positief versterken. Dan krijgt medezeggenschap een andere betekenis. Het recht om mee te beslissing blijft bestaan. ‘Mede zeggen’ wordt dan echt mede gehoord. Dat wens ik. De vraag is of dit daadwerkelijk gebeurt, als er een bepaalde mate van vrijblijvendheid blijft bestaan zoals nu het geval is. Scholen zijn namelijk alleen verantwoording verschuldigd aan de inspectie/regering. Die ongelijkwaardigheid komt telkens terug bij meerdere issues in het onderwijs.

Ik weet, het gaat om een ander onderwerp, een andere lading en omvang… toch komt het naar boven bij mij als ik nadenk over het verhaal van Jeanne. De afgelopen dagen denk ik veel na over het hebben van dromen. Iedereen heeft ze. Als ik nadenk over onderwijs, de strijd die vele ouders leveren voor (de toekomst van) hun kind op verschillende fronten… Dan denk ik steeds weer aan Martin Luther King Jr. en zijn legendarische uitspraak en hoe die in deze setting past: “I have a dream, that one day…”

(Jeanne is een gefingeerde naam. Dit verhaal is gebaseerd op werkelijkheid. Elke overeenkomst tussen bestaande personen en het ‘personage’ Jeanne berusten op louter toeval.)

De vos en de jacuzzi

In gedachten verzonken vertrek ik naar jouw psycholoog. Niet om over jou te praten, maar over wat ik meer en misschien anders kan doen om jou te ondersteunen in jouw proces. Onderweg orden ik mijn verhaal. Ik weet waar het om draait en hoe ik dit helder breng.

Eenmaal aan de koffie begint de psycholoog te vertellen. Dat had ik niet voorzien. Het lijkt wel de omgekeerde wereld. Meestal vraagt zij waar ik over wil praten. Ze vertelt wat er gaande is in haar wereld, haar leven. Wat ze vertelt dringt langzaam tot me door. Ik besef welke consequenties dit heeft voor jou. Voor ons. Waarom nu? Wat maakt dat er steeds weer een obstakel ontstaat? Net nu we eindelijk een veelbelovende strohalm vast hebben. Ik voel de grond langzaam wegtrekken onder mijn voeten. Het leven, het universum of whatever test ons op hoe sterk we zijn, lijkt het.

Ik ontwaak uit mijn gepeins. Het gesprek gaat verder. Ik luister naar wat ze zegt. Zeer waarschijnlijk heeft ze minder tijd voor consulten door andere prioriteiten. Als ik in haar schoenen stond, zei ik volmondig ‘ja’ tegen de kansen die ze krijgt. Ik neem haar niets kwalijk. Alle hulp die ze geboden heeft, is al effectiever dan veel langere trajecten ooit tevoren. Alleen ik sta niet in haar schoenen. Ik heb mijn eigen paar, mijn eigen kleur, eigen stijl. De schoenen van een moeder die al zo lang op zoek is naar passend hulp voor haar kind, dit gevonden heeft en het nu dreigt te verliezen. Ik dacht vaak aan het juiste adres te zijn en telkens kom ik vroeg of laat tot de conclusie: dit is niet de weg. De reguliere weg bleek telkens niet helpend. Deze keer zijn we op weg, alleen dreigt die dood te lopen.
Een half jaar geleden ontmoetten we deze psycholoog en stapten daarmee in een metaforisch warm bad. Een weldadig gevoel overviel me, zoals gebeurt als je je verkrampte lijf in een bubbelende jacuzzi laat zakken. Verlichting, ontspanning. Eindelijk treffen we iemand die niet over maar met jou praat. Over je angsten en die dit met jou tot op de bodem uitzoekt. Die snapt dat angst iets totaal anders is dan ergens bang voor zijn. Ze oordeelt niet. Ze ziet jou, kijkt niet langs of door je heen. Ze kijkt je aan, luistert en voelt wat jij nodig hebt als persoon.

Ze vervolgt het gesprek. Ik bespreek mijn twijfels, onzekerheden en spreek uit dat ik soms echt niet (meer) weet hoe ik bepaalde kwesties kan benaderen of doorbreken. Waar zit nu de rode knop die een opening creëert als je hem indrukt? Was het maar zo eenvoudig… We praten over opgelopen trauma’s en ik vertel over de rode draden die ik zie. Niet alleen bij jou, maar ook bij je broer. Allebei hetzelfde meegemaakt, maar vanuit een andere positie. Hij de oudste, jij de jongste. Hij vertelde me vorig jaar dat hij constant alert is. Hij kijkt steeds om zich heen als hij over straat fietst. Het verkeer heeft zijn aandacht maar daarnaast scant hij de omgeving op zoek naar verdachte personen waartegen hij zich moet wapenen. Het kwam zó bij mij binnen, toen hij dat vertelde. Zoiets simpels als een fietstocht vraagt dan om een overlevingsstrategie. De gevolgen van trauma’s manifesteren zich in het dagelijks leven. Dit is slechts een voorbeeld uit een reeks.

De tegenslag aan het begin van het gesprek, het besef dat mijn kinderen allesbehalve een onbezorgde jeugd hebben gehad en hoe dit nog dagelijks een rol speelt, wordt me teveel. Ik hoor mezelf zeggen dat ik het hen zo gun om onbezorgd te kunnen leven. Een dergelijke simpele uitspraak verwoordt een diepgeworteld verlangen. Ik voel tranen over mijn wangen rollen, mijn keel wordt dichtgeknepen. Wat gebeurd is kan ik niet ongedaan maken. Dit is wat het is. Met deze bagage moeten ze het doen. Ik weet dat ze sterk zijn. Hopelijk hebben ze later profijt van deze langdurige tegenwind. Dat is wel het minste wat het op mag leveren. Het is alsof iemand de stekker uit de jacuzzi trekt. Warmte weg, licht uit, bubbels verdwijnen. Ik bevind me in ijskoud water. Het beneemt me de adem.

Ik rijd over de snelweg. De zon schijnt en het is tropisch warm in de auto. In de verte ligt een aangereden dier op de vluchtstrook. Kippenvel. In een flits tijdens het voorbijgaan zie ik dat het om een vos gaat. Hij symboliseert vindingrijkheid, is slim, sluw en snel. Maar nu is hij aangereden en dood. Hij ligt daar, verslagen. Iets was sneller, groter en sterker en hij zag het kennelijk te laat aankomen. Mijn creativiteit en moed hebben eveneens de geest gegeven. Ik zag het niet aankomen.

Ik lees de vrijdag erop een artikel. Eén zin treft me als een mokerslag: ‘Een kind door zijn grens heen forceren, schaadt zijn vertrouwen in thuis.’ In dit geval gaat het om thuis. Ik denk aan mijn jongens en aan hun jeugd. Het overkomt niet alleen hen. Het gebeurt overal aan de lopende band. Op scholen, sportclubs. Wat is dat toch, dat volwassenen menen dat dit goed is voor een kind? Ik hoor het ze zo zeggen: “Kom kom, wel even doorzetten hè!” Niet luisteren naar het kind, geen contact maken. Keihard over de boodschap heen stappen die het kind je in alle kwetsbaarheid geeft. Het lijkt er gewoon niet toe te doen. Alsof het belangrijker is wat de buitenwereld vindt van de prestaties van het kind. Want stel dat ze jou er op aan kijken. In jouw rol, als onderwijzer, bijvoorbeeld. Als trainer misschien. Soms zelfs als ouder of verzorger. Alsof het kind het product is van jouw opvoeding, jouw lesmethode en daarmee iets zegt over jóu. Het kind is een individu, met een eigen ziel, verlangens, gevoelens. Het wil zijn eigen pad bewandelen. Het heeft daarbij jouw steun als volwassene nodig en dat is iets totaal anders dan het de grens over duwen of ‘uit zijn comfortzone’ sleuren. Iets waar veel volwassenen een grondige hekel aan hebben als dat hen zelf wordt gevraagd om te doen, terwijl zij wél de keuze zelf mogen maken. Het liever niet doen en blijven zitten om een extra rijtje bakstenen op de muur te metselen die ze om zich heen hebben gebouwd in de loop der jaren. Misschien wel doordat zij als kind geforceerd zijn een grens over te gaan. Keer op keer.

Volgens de psycholoog heb ik voldoende in huis om het zelf te kunnen. Ergens ben ik dat vertrouwen onderweg grotendeels verloren, denk ik. Terugkijkend bedenk ik me dat we ons door weer en wind staande hebben gehouden. Ze kon wel eens gelijk hebben. Soms moet een ander dat even tegen me zeggen. Misschien is dat de les voor nu. Zij staat op het punt ons noodgedwongen losser te laten. Het is tijd dat we het meer zelf gaan doen. Dat we vertrouwen op onze eigen kennis, ervaring en intuïtie. Gelukkig nog wel samen met deze wijze vrouw, maar misschien wat meer op de achtergond. Het doet me pijn, omdat het voelt als een gefaseerd afscheid. Al is het nog niet zover.

School blijft een moeilijk onderwerp. Er is veel gebeurd wat jou allerminst heeft geholpen. Als ik zie hoe je je ontwikkelt thuis, hoe je steeds meer jezelf wordt, dan bewonder ik je veerkracht. Je krijgt nu de ruimte om jezelf te laten zien. We kunnen weer redelijk onverwacht in de auto stappen, op naar de bouwmarkt omdat je een idee hebt om iets te creëren met je handen. Spontaan een ijsje halen daarna. Die paar minuten dat we daar zitten samen, genietend van het moment, maken me zo blij. Het geeft me hoop. Alles wat je nodig hebt, zit in jou. Wij hebben de taak jou ruimte te geven zodat je in veiligheid en rust kunt opbouwen.

‘s Avonds lees ik een artikel: “Veel knelpunten bij onderwijs aan zorgleerlingen”. In het artikel staan nogal wat ongelukkige formuleringen. Natuurlijk raakt mij de toonzetting hiervan. Dit artikel gaat over jouw situatie. Over zoveel kinderen die thuiszitten omdat ze vastlopen op school. Het systeem passend onderwijs wordt nu ter discussie gesteld in de Tweede Kamer. Absoluut geen overbodige luxe. Zinnen als: “…veel kennis over de aanpak van dergelijke kinderen” en “dat er binnen het passend onderwijs meer gedaan wordt aan hoogbegaafde kinderen” geven geen warm gevoel. Alsof het om criminelen gaat met ongewenste gedragingen. Het drukt voor mij uit dat deze kinderen als last worden ervaren. Zoals het wel vaker wordt ervaren op deze aardkloot. Zodra het niet past in de lijn der verwachtingen, dan moet er wel iets mis zijn. Afstotelijk. Het is vast niet bewust zo geschreven. Misschien is dat wel het meest zorgelijk: dat de weerstand bij sommigen is verankerd in hun denkpatronen en overtuigingen zonder dat zij zich ervan bewust zijn. Terwijl het bijdraagt aan negatieve beeldvorming en keuzes beïnvloedt, als je het zo de wereld in slingert. Ik zie het ook aan uitlatingen van mensen op social media. Mensen die niet weten wat het is om in een dergelijke situatie te zitten, oordelen een eind in de ruimte. Zo pijnlijk, zo kwetsend. Het beïnvloedt ook mensen met invloed, waar kwetsbare kinderen afhankelijk van zijn. Een verontrustende gedachte.

Het is een erg warme week. Als het buiten donker wordt en de kaarsen aan gaan op de tuintafel, maakt mijn zoon een schaduwtekening op de houten wand van de overkapping. Gebiologeerd kijk ik ernaar. Het heeft wel wat weg van een vos. Wat apart. Ik denk er over na. Vos, hout… Wu Xing (de vijf elementen volgens traditionele Chinese filosofie) leert mij dat het element ‘hout’ staat voor groeien en ontdekken. ‘Vuur’ voor transformeren en heersen. De combinatie met de vos geeft me een gevoel van hoop. Hoop dat jouw groei de ruimte krijgt, dat je mag ontwikkelen. Vindingrijkheid helpt ons creatieve oplossingen te bedenken voor mogelijke obstakels die het groeiproces blokkeren. Een krachtig, positief gevoel overheerst. De transformatie is begonnen.

Door tegenwind bereik je grote hoogte

pexels-photo-265702.jpegWat gebeurt er? Ik weet echt niet meer wat ik moet doen of zeggen. Dat toegeven voelt net zo kansloos als een stap vooruit zetten wanneer je op de rand van de afgrond staat. Verloren, gedesoriënteerd, je kunt geen kant meer op.

Het wordt met de tijd duidelijker. Nooit eerder stond ik erbij stil. Het was gewoon niet aan de orde. Gewoon, ja. Nu weet ik dat ‘gewoon’ niet vanzelfsprekend is. Ik heb heel lang gedacht dat we de enigen waren in deze situatie. Zó eenzaam als dat voelt, dat heb ik zelden ervaren. Als je terloops ontdekt dat je niet de enige bent, zorgt de herkenning in andermans verhalen voor tijdelijke verlichting. Dit gebeurt er als je kind niet meer naar school kan. Ik zal je direct uit de droom helpen: het gaat hier niet om een verwend kind dat geen zin meer heeft. Het gaat hier om een kind dat niet meer kán. Een kind dat is gebroken, beschadigd,  getraumatiseerd.

Niet standaard

Je mooie, authentieke kind waar je zielsveel van houdt. Hij volgt geen standaardroute. Wat afwijkt van het gemiddelde, roept weerstand op. Kritiek. Afwijzing. Als je mensen treft die zwijgen, lees je in hun ogen vaak de vooroordelen. Veel dingen worden niet gezegd maar weerkaatsen tussen vier muren als een oorverdovende echo. Elke dag groeit je besef dat dit geen eenvoudig begaanbaar pad is. Alles staat ineens in een ander daglicht. Alles. Het is niet alleen jouw kind dat geraakt wordt. Het hele gezin wordt geraakt. Je wilt het zó graag delen, je kunt het wel van de daken schreeuwen. Je wilt mensen bereiken, tot hen doordringen. Het voelt alsof je de verbinding niet krijgt. Je loopt tegen zoveel muren op. “Help mij! Help ons!” Mijn innerlijke stem schreeuwt.

Hulpverleners en deskundigen (zoals ik het zag – verleden tijd, inderdaad -) weten het ook niet altijd (meer). Alles wordt er geprobeerd, maar je kind kán niet meer. Hij gaat op slot, ervaart dat er wéér iets niet is gelukt. Hij kan er niets aan doen, toch ervaart hij dat hij faalt. Hij zondert zich af, om zichzelf te beschermen. Verbouwt regelmatig zijn kamer, niet op de subtiele manier, uit pure frustratie. Onmachtig. De grip verliezend. Ik ben er nooit kwaad om geworden. Hielp steeds met opruimen. Ik hoor de onzichtbare maar hoorbare oordelen weer in mijn hoofd. Alleen wij weten waarom dit gebeurt. Achter dit gedrag schuilt heel veel verdriet, eenzaamheid en pijn.

Je kind wijst al zó lang de juiste weg, terwijl volwassenen de tegenovergestelde kant op verder ploeteren om het ‘te laten slagen.’ Maar wát slaagt er dan uiteindelijk? Het traject dat het kind forceert in een te strakke jas? Een jas die bij het aantrekken al scheurt, omdat het onder druk staat maar wel voldoet aan het ideaalbeeld, het gemiddelde, het gewenste patroon? Welk doel dient dat? Vragen we dat onszelf nog af, of handelen we zonder nadenken omdat iemand ooit besloot dat het zo hoort, maar niemand meer weet waarom? Kloppen we liever elkaar op de schouder? Liever dat, dan die aap erop te krijgen? Als het niet lukt, gaan volwassenen zelden bij zichzelf te rade. Het is makkelijker om naar het kind te wijzen, want dat vertoont afwijkend gedrag. Geen enkele interventie werkt immers… dat hebben ze nog nooit meegemaakt.  Alsof je zelf ooit bewust een jas zult aanschaffen die twee maten te klein is, omdat het zo lekker aansluit.

Durven we onze creativiteit aan te boren, niet-conventionele wegen in te slaan die niet de maatschappij dienen, maar het kind? Wie wordt daar nu slechter van? Zijn we eigenlijk niet gewoon bang om zélf af te wijken van gebaande paden, uit angst voor afkeuring, weerstand, strijd? Als we weten hoe ongemakkelijk dit voelt, hoe kunnen we dan van een kind wél aanpassing verwachten aan een omgeving die hem vervolgens afwijst, omdat hij niet voldoet aan gemiddelden..? Wat als we de kaders durven loslaten? De denkpatronen, vastgezet in ons brein. De angst voor het onbekende. Ons onderwijssysteem stamt uit de industriële revolutie. Nu is er ook een revolutie gaande. Gestart door kinderen, die in opstand komen tegen het systeem. Het systeem, breder dan alleen onderwijs, dat ons allen tot waanzin drijft. De ratrace waar de meesten zonder nadenken aan meedoen, uit angst om buiten de boot te vallen, niet gezien te worden, niet gehoord…

Zien en luisteren

Als een kind uitvalt op school, zien we dan echt het individu dat iets anders nodig heeft, luisteren we wel? Redden we misschien alles aan de oppervlakte, denkend dat we het kind hiermee helpen? Vragen we wat het kind nodig heeft, of weten wij het allemaal zo goed? Als dat zo is, waarom vallen er dan zo veel kinderen uit? Er zitten kinderen thuis die geen thuiszitters genoemd worden maar ziekteverzuimers. Of ze worden onder een andere noemer onzichtbaar in de statistieken. Weer een probleem ‘opgelost’…  Onzichtbaar zijn ze ook in de maatschappij, want deze kinderen hobbelen niet mee. Ze liggen dwars, worden als lastig ervaren. Daar houden we niet zo van, want het spreekt onze eigen autonomie aan. Het kind confronteert ons met onderwerpen waar we liever aan voorbij gaan: pijn, angst, afwijzing, onzekere toekomst, afwijken van gebaande paden. Ineens moeten we gaan nadenken. Het doet een beroep op ons geweten.

Passend Onderwijs

In 2014 werd de Wet Passend Onderwijs ingevoerd. Precies op dat moment krijgen wij ermee te maken. Alsof we een ideale testcase zijn. Nu we bijna vier jaar verder zijn, kan ik met volle overtuiging zeggen: we zijn verder van het oorspronkelijke doel af dan ooit, namelijk: mijn zoon de school in krijgen. In mijn optiek had het beter de Wet ‘Passend Kind’ kunnen heten.  Het kind dat passend gemaakt moet worden aan het onderwijs. Net zo lang kneden en druk opvoeren, totdat hij in het juiste hokje past. ‘Hij moet het toch leren’. Natuurlijk. Alleen dan wel op een respectvolle manier. Het verschil zit hem in de benadering: het gaat hier om kinderen die wel wíllen. Elk kind wil erbij horen, functioneren tussen gelijkgestemden, bouwen aan zijn toekomst. Dat is een oerdrang.

De weerbarstige praktijk

Het zoveelste MDO (Multi Disciplinair Overleg) dient zich aan. Meestal voelt het omgekeerd: een Disciplinair Multi Overleg. Soms moet je er zélf om vragen, als je kind al vier weken thuiszit en je hoort niets van school. Je vraagt je af of ze hem vergeten zijn. In een vergaderzaal (zoveel mensen zitten er namelijk aan tafel) voeren we het overleg. Er wordt gemaakt luchtig gedaan vóór de aanvang. Ik probeer mee te doen aan deze sociale wenselijkheid. Het lukt me niet, dus ik kijk aandachtig op mijn telefoon alsof ik iets belangrijks zie. Ik wil niet onbeleefd lijken. Eindelijk, iemand begint met de opening.

Veel adviezen, discussie, adviezen die van tafel geveegd worden en uitingen van onvermogen later is de uitkomst als volgt. De situatie blijft ongewijzigd. Wel wordt tussendoor wéér getracht mijn kind in een andere klas te zetten. Terwijl hij niet een probleem veroorzaakt, maar uitvalt. Er is namelijk een kind aan de groep toegevoegd met extreem externaliserend gedrag. Mijn kind heeft het omgekeerde: internaliserend gedrag. Ik verwijt de nieuwe klasgenoot niet dat dit ontstaat. Natuurlijk vind ik wat van zijn gedrag waar mijn zoon onder lijdt. Maar het is niet zijn keuze geweest om in deze klas te zitten. Dat bepaalt school. Die ‘kan niet anders’. Sinds een aantal jaren worden kinderen met ex- en internaliserend gedrag samengevoegd. Je hoeft geen deskundige te zijn om aan te voelen dat dit problemen oplevert. Ik hoor het de ambulant begeleider uit groep 8 nog zo zeggen: “Ik hoop niet dat ze die groepen samenvoegen. Dat zou funest zijn voor hem.” Funest. Voor mijn kind. En hij staat al zo onder druk. Wat nu?

De wendbare toezegging

Terug naar de eventuele overplaatsing. De hardnekkig terugkerende optie. Dat wil zeggen: een optie voor school. Terwijl we zó vaak uitleggen dat dit contraproductief werkt. Een angstig kind uit zijn vertrouwde omgeving weghalen, dat veroorzaakt nog meer angst. We zeggen dus steeds nee. Volgens een recente rapportage zijn we daarmee ouders die een ‘aanbod passend onderwijs krijgen voor hun kind, maar hier geen gebruik van maken’. Dezelfde rapportage verklaart dat de definitie thuiszitter is aangepast in onze gemeente. Mijn kind was vóór deze aanpassing een thuiszitter. Nu is hij dat niet meer. Zoals meer dan 30 kinderen met hem. Maar wat is hij dan wel? Ik citeer: ‘… een kind dat geoorloofd verzuimt, wegens psychische problematiek…’ Dat dénk ik tenminste. Ben ik negatief als ik me vervolgens afvraag in hoeverre ‘men’ dan nog bereid is in hem te investeren? Het voelt als afschrijven, de focus verleggen, het probleem onder het vloerkleed vegen. Scoren met cijfers. Ik dwing mezelf deze gedachtegang stop te zetten. Het helpt ons namelijk niet. Ik wil niet verbitterd raken. Het blijft een gevecht tussen mijn gedachten en mijn wil positief te blijven. Ik mág de moed niet laten zakken!

Terug naar het MDO. Mijn kind kon op dat moment 2 uur per dag naar school in onze woonplaats. Alleen reizen is nog niet mogelijk. Aan het einde van dit energievretende overleg wordt dus toegezegd dat mijn zoon in zijn huidige klas mag blijven. Redelijk opgelucht konden we hem bij thuiskomst uit zijn onzekerheid helpen. Hij mag blijven. Alsof het een gunst is. Het is dan dinsdag. Twee dagen later zit ik op mijn eigen ‘school’. Ik probeer zo goed en zo kwaad als het gaat een uitgestelde opleiding te volgen. Ik dacht dat de stress tegen deze tijd grotendeels voorbij zou zijn. Iets voor mezelf zou ook wel goed zijn. Als het bijna pauze is, check ik mijn mailbox. Ik zie tot mijn verbazing een mail, afkomstig van de school van mijn zoon. Verbaasd en nietsvermoedend open ik het bericht. Ik geloof niet wat ik lees. Het is een officiële brief van de directeur. “Uitgaande van bestuurlijke verantwoordelijkheid en wat betreft zorgplicht bieden wij twee opties aan… dat uw kind per direct naar klas ‘A’ gaat. Een alternatief is klas ‘B’.” Als afsluiter: of ik de volgende dag uiterlijk 16:00 uur schriftelijk wil reageren. Dit is niet waar?! Dinsdag is het tegenovergestelde afgesproken. Dit moet een fout zijn.

Ongeloof

Klas ‘B’ is gevestigd in een school buiten de plaats; 35 minuten rijden enkele reis met de auto. Mits geen files. Voor 2 uurtjes school. Zelf brengen, zelf halen. School weet dit, ook dat we allebei werken. Terwijl we nu al soms niet weten hoe we alles moeten regelen. Ik begrijp het niet. Zoveel onrechtvaardigheid, het moet echt een fout zijn. Dit is vast een brief bestemd voor iemand anders. Het is intussen pauze. We deden net een examentraining, zijn opgesplitst in twee groepen en mijn mentor zit in een ander lokaal. Die deur is nog dicht. Ik kan geen woord uitbrengen en niet wachten. Ik app hem. Ik móet naar buiten. De muren komen op me af. Ik neem mijn jas, tas en loop vechtend tegen mijn tranen naar de auto. De spanning van afgelopen maanden, jaren wordt me teveel. Ik bel drie keer naar de school van mijn zoon. Ik wil uitleg. Drie keer krijg ik het antwoordapparaat. Een dergelijke mail vlak voor sluitingstijd sturen, wát een lafaards. Ik bel mijn partner. We denken op dat moment nog dat er misschien een fout is gemaakt. Ik beëindig het gesprek. Mijn telefoon gaat. Mijn mentor. Ik kan dit gesprek even niet voeren en neem niet op. Mijn telefoon geeft een signaal: voicemail. De motor draait, ik rijd weg zonder te luisteren. Pas veel later luister ik naar een begripvolle stem, met een “rijd voorzichtig” en “heel veel sterkte”. Gelukkig weet hij van onze situatie. Ik probeer mijn hoofd bij de weg te houden.

Ik stop bij een sfeerloos wegrestaurant. Ik probeer tot rust te komen, maar de gedachten razen door mijn hoofd. Hoe moet dit nu verder? Ik weet geen oplossing. Na een half uur rijd ik verder. Thuis komt de ontlading. Ik app de docent van mijn zoon, omdat ik niemand kan bereiken: “Weet jij hiervan? Gaat dit over mijn zoon?” Vrij snel komt het niet mis te verstane antwoord: “Ja. Ik hoorde het vanmiddag ook pas.”

Communicatie

Morgen moet hij dus zonder enige voorbereiding naar een andere klas. En naar welke dan? Die in Zwolle? Ongeacht welke, zijn ze daar dan op voorbereid? In gedachten zie ik mezelf met mijn zoon bij een vreemde klas staan, niet wetend wat er gaat gebeuren. Dit kan niet. Ze zijn gék geworden! Hoe kun je van een kind dat al diep in de shit zit verwachten dat hij dit kan? Het lijkt een slechte film. Ik tril helemaal van boosheid, onmacht. Ik moet iets met die adrenaline en schakel over naar de beroepsmatige modus. Ik besluit een keurige mail te sturen naar de directeur. Zonder verwijten. Alleen maar vragen. Emotie scheiden van de feiten. Alsof het om een willekeurige casus gaat en niet om mijn bloedeigen kind. Stel je voor dat ze gaan denken dat ik het allemaal niet meer op een rijtje heb. Dat ik te emotioneel ben, te betrokken. In mijn mail stel ik onder meer de volgende vragen:

  • Wat maakt dat ze op haar toezegging terugkomt?
  • Hoe stelt ze zich voor dat het nieuws gebracht wordt aan mijn kind?
  • Heeft ze tips voor hoe het nu nóg meer beschadigde vertrouwen hersteld kan worden?

Ik snap zelf niet dat ik dit nog kan opbrengen. De automatische piloot staat aan: gevoel uit, verstand aan. Hoe moet ik dit mijn kind vertellen? Welke consequenties gaat dit hebben? Zoveel vragen. Ik vertel mijn zoon de volgende dag dat ik niet wil dat hij naar school gaat en leg uit wat er aan de hand is. Ik zie zijn ontreddering. Hij staat op zonder woorden, loopt vastberaden de kamer uit en smijt de deur dicht, stampt naar boven en ook daar knalt de deur bijna uit het kozijn. Mijn hart huilt.

Kind spreekt directrice

Ik krijg van de directeur een kulreactie op mijn mail. Wóest ben ik. Ik ram op de replyknop. Ik stel haar daarin op minder neutrale toon voor dat ze zelf haar besluit mag meedelen en toelichten aan mijn kind. Dit doet ze uiteindelijk. Ná het weekend. Gedrieën gaan we naar school. Mijn zoon heeft de hele nacht niet geslapen, maar hij wil zelf zijn verhaal doen. Daar zit de directrice, met de IB’er. Thuis deed ik een voorspelling: “Let op. Ze gaan hem het verhaal uitleggen aan de hand van een tekening. Of pictogrammen. Aan een 13-jarige met een Vwo-advies. Onthoud wat ik zeg.” Op het moment dat de IB’er de voorspelde tekening tevoorschijn haalt, zeg ik voordat ze haar mond open kan doen: “Laat dat alsjeblieft achterwege. Hij is niet gek. Hij weet dondersgoed wat er aan de hand is. Graag horen we waarom dinsdag A beloofd is en twee dagen later het tegenovergestelde wordt meegedeeld.” De tekening verdwijnt, ik zie ongemakkelijke blikken. Scheldwoorden in mijn hoofd. Mijn vocabulaire heeft een fenomenale ontwikkeling doorgemaakt op dat front. Mijn zoon vertelt een glashelder verhaal. Een 13-jarige, tegenover de directrice en IB’er van school. Trots ben ik op hem. Ze kunnen er niet omheen. Wat een talent en wijsheid toont hij. Terwijl ze hem behandelen als een kleuter. Dat krijg je als je niet kijkt en luistert, maar theorieën klakkeloos toepast uit boeken. Gekmakend. We sluiten het gesprek af. Mijn zoon zegt tegen de directrice vlak voor vertrek: “Kunt u mij één ding beloven?” Vergezeld van een onnatuurlijk lachje zegt ze: “Dat ligt er aan wat.” Natuurlijk, stel je voor. Mijn zoon zegt: “Wilt u alles wat ik gezegd heb serieus meenemen in uw overwegingen.” Ze zegt dat ze dat zal doen, gevolgd door een ontkrachtende opmerking. Ik klem mijn kaken op elkaar.

We raken er niet over uitgepraat, eenmaal in de auto. Ik complimenteer mijn zoon. Hij vindt zichzelf übercool. Dat is hij ook. Over een paar dagen krijgen we reactie. De directrice wil bellen of mailen. Ik reageer met: “Ik verwacht hier op kantoor een respectvol persoonlijk gesprek waarin u zelf het antwoord gaat vertellen aan mijn zoon.” Aldus geschiedde, op een woensdagochtend. Deze keer treffen we geen tekening aan op tafel. Het wordt een kort gesprek. Mijn zoon ‘mag’ in zijn huidige klas blijven tot de zomervakantie. Ze draait haar besluit terug.

Keerpunt

De zomervakantie loopt ten einde. Mijn zoon kan zich slecht ontspannen. Het grijpt me erg aan. Ik merk aan zijn gedrag hoezeer hij geleden heeft onder dit schooljaar en de jaren daarvoor. Lichamelijke klachten komen er nu bij. We besluiten een gesprek aan te gaan met de leerplichtambtenaar waarin we uitleggen hoe ernstig de situatie is. Bovenstaand voorbeeld is slechts een topje van de ijsberg. Hij kán niet meer. Ik kan ook niet meer. Het hele gezin gaat kapot hieraan. Nóg een jaar worstelen betekent onze ondergang. Mijn zoon krijgt een jaar vrijstelling van school om te werken aan zijn herstel. Op de manier die wíj passend achten. Het voelt als een bevrijding. Het juk is van onze schouders af.

We zijn nu 9 maanden verder. Mijn zoon voert nu gesprekken met een wijs persoon waarbij hij zich op zijn gemak voelt. Die hem in zijn waarde laat en mét hem praat, in plaats van over hem. Die aangeeft hoe dapper hij is, die constateert en benoemt dat hij een scherpe intelligentie bezit. Ze vertelt hem dat volwassenen niet goed naar hem geluisterd hebben. Ik krijg te horen dat ik mijzelf eens serieus moet gaan nemen. Dat betekent: gehoor geven aan mijn intuïtie. Het heeft me in deze turbulente tijd nog nooit voor de gek gehouden. Zó gaan we het doen. Het zijn harde lessen die ons wijzer maken. Die helpen te gaan staan voor onszelf. Stapje voor stapje, op onze voorwaarden gaan we door. Luisterend naar onze intuïtie. Bouwend aan hernieuwd vertrouwen.

Ik ruim mijn zolderkamer op. Er staan nog wat verhuisdozen die uitgepakt moeten worden. Ik leg wat in kasten en ik gooi wat weg. Dan kom ik een ansichtkaart tegen. Een vliegende witte meeuw tegen een azuurblauwe lucht. Eronder de tekst: “Door tegenwind bereik je grote hoogte.” Ik hang de kaart op ooghoogte boven mijn bureau.